Als mensen denken aan de bestraffing van de collaborateurs na de Tweede Wereldoorlog doemen dikwijls beelden op van mannen en vrouwen die onmiddellijk na de bevrijding vooruit gedreven worden door een woedende menigte, vrouwen die de haren afgeknipt worden, collaborateurs die opgesloten worden in de leeuwenkooien in de Antwerpse dierentuin… Het beeld over de bestraffing door de straat, door de bevolking, is sterker dan het beeld over de bestraffing door de overheid. Het wordt misbruikt door mensen die ‘de repressie’ als erger voorstellen dan de oorlogsmisdaden. Historicus Antoon Vrints (UGent) onderzocht hoe de bevolking in Antwerpen reageerde op de collaborateurs. Tijdens en onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog. En bij de Eerste Wereldoorlog, want toen waren er gelijkaardige reacties.

Ook in Nederland en Frankrijk proberen nostalgici van de collaboratie een mythe te scheppen over de bestraffing. Alleen in Vlaanderen ging dat erin als zoete koek, omdat men de bestraffing voorstelde als de vervolging van Vlaams-nationalistische idealisten door een haatdragende Belgische staat. Antoon Vrints bekeek de acties in 1918 en 1944-1945 vanuit het perspectief van de deelnemers.  Welk gedrag zette in het bijzonder kwaad bloed en gaf aanleiding tot collectieve acties? Wat betekende het voor de mensen die het uitvoerden?  Antoon Vrints onderzocht het gedrag van de bevolking in Antwerpen omwille van het uitzonderlijk goed bewaard politiearchief van Antwerpen, waaruit de auteur meerdere keren citeert om zijn bevindingen te staven.

De oorlogsellende met werkloosheid, schaarste, ondervoeding, opeisingen, beperkingen van de bewegingsvrijheid en vrijheid van meningsuiting… geven aanleiding tot hevige anti-Duitse gevoelens die evenwel meestal niet kunnen geuit worden gezien de Duitse repressie. Toch zijn er sluikse strategieën zoals het aftrekken van Duitse aanplakbrieven, het verspreiden van anonieme dreigbrieven, stenen gooien door ruiten… Doelwitten zijn Duitse inwoners (in 1910 zijn de Duitsers de tweede grootste groep vreemdelingen in Antwerpen), mensen die vriendschappelijke betrekkingen onderhouden met de Duitse bezetter, en mensen die profiteren van de oorlogssituatie met een ontwrichte voedselvoorziening, stijgende prijzen enzomeer.

Collaborateurs opgesloten in de leeuwenkooien in de Antwerpse dierentuin. Het beeld van de bestraffing door de straat, door de bevolking, is sterker dan het beeld van de bestraffing door de overheid (foto © Stadsarchief Antwerpen).

Betogen mag niet, maar toch vertrekken op 23 september 1916 een 500-tal vrouwen vanuit de arbeiderswijk Seefhoek naar het Antwerps stadhuis om de burgemeester om meer brood en aardappelen te vragen. Op 21 februari 2017 is er opnieuw zo’n betoging. Volgens de betogers is het tekort aan voedingsmiddelen vooral het gevolg van woekerpraktijken, enkelen die zich verrijken op de kap van de hele gemeenschap. Als marktkramers de opgelegde maximumprijzen negeren en hun voedingswaren aan de oude prijzen van de hand doen aan opkopers en leurders, storten duizenden mensen zich op die marktkramen, brengen vernielingen aan en jagen de marktkramers weg. Het Antwerpse stadsbestuur vreest bij het einde van de Eerste Wereldoorlog nog meer ongeregeldheden. Het politiekorps is door de oorlogsjaren van 1.006 manschappen uitgedund tot 601, en wordt op 5 november 1918 versterkt met 1.350 vrijwilligers uit het stadspersoneel.

De opgekropte haat komt bij het einde van de Eerste Wereldoorlog tot uitbarsting met groepen buurtbewoners die, vergezeld door een paar soldaten, aankloppen bij de woning van ongewenste personen. Als de persoon niet open doet, of gevlucht is, worden de ruiten ingegooid, wordt huisraad buiten gehaald en vernield… Als er een Belgische vlag aan de gevel hangt, wordt die verwijderd. In Antwerpen en Borgerhout worden 42 woonstschendingen geregistreerd door de politie, vooral bij wie handel dreef met de bezetter en cafés en hotels openhield waar vooral Duitsers kwamen. Een varkenskoopman en een paardenhandelaar die handel dreven met de Duitsers worden hun beesten ontfutseld, waarna die dieren zo goed en zo kwaad als het kan verborgen worden in woningen van de omliggende arbeiderswijken. Politieke collaborateurs worden minder geviseerd dan andere ‘incivieken’. Vrouwen waarvan bekend is dat ze seks hadden met de vijand worden (half) ontkleed en de haren afgeschoren. Het is vooral de zichtbare collaboratie die de volkswoede opwekt.

In 1944 is het niet anders, maar vooraleer dit te beschrijven neemt de auteur ons mee naar de voorafgaande oorlogsjaren: de voedselschaarste (na een half jaar bezetting krijgt de gemiddelde Belg nog maar de helft van de calorieën binnen dan in de vooroorlogse periode), spijts een wet voor het voorkomen en beteugelen van misbruiken bij de handel zijn er woekerpraktijken… De haat tegen de collaborateurs is niet zomaar een afspiegeling van de groeiende afkeer van de bezetter. Het optreden van de collaborateurs wordt op zichzelf in toenemende mate als een bedreiging voor het welzijn van de bevolking gezien. Protest is moeilijk gezien de Duitse repressie. Vlaamse Duitsgezinde paramilitaire organisaties mogen wél hun gang gaan, voor hen gelden de gewone ordemaatregelen niet.

Tijdens de bezetting worden al eens ruiten ingegooid waar collaborateurs wonen, bij de bevrijding wordt ook de huizen binnengegaan om de huisraad buiten te smijten (foto © Stadsarchief Antwerpen).

Het verzet is in de Tweede Wereldoorlog beter georganiseerd met sluikpers, clandestien vakbondswerk, hulp aan onderduikers, inlichtingendiensten, administratieve tegenwerking, sabotage en ontsnappingslijnen voor geallieerde piloten. Het aantal aanslagen tegen collaborateurs blijft in Antwerpen relatief beperkt. Wel zijn er kleinere acties met het intimideren van collaborateurs en het sociaal isoleren van collaborateurs. Wanneer het Britse leger Antwerpen binnentrekt, is het meteen groot feest en worden alle uiterlijke tekenen van de Duitse bezetting verwijderd. Niet alleen gebouwen die de Duitse bezetter heeft gebruikt, ook lokalen van het VNV en van de Dietsche Militie-Zwarte Brigade moeten  eraan geloven. De ongeregeldheden zijn vooral het gevolg van jarenlang moeten opkroppen van ellende en miserie door de Duitse bezetting. Met de collaborateurs naar de dierentuin (“de zoölogie”) te brengen, wordt hun verstoting uit de menselijke gemeenschap duidelijk gemaakt. Opnieuw zijn er collaborateurs die zich plots als Belgisch gezind uiten, maar die worden ter orde geroepen.

Bij het opzoeken van collaborateurs zijn mensen van het verzet betrokken, maar kennelijk als ‘mannen voor het zware werk’. Niet als aanstoker van de uitbarsting van de woede. Bij slechts een kwart van de 152 geregistreerde collectieve woonstschendingen worden leden van het verzet gesignaleerd, al is dat mogelijk een onderschatting. Er zijn ook voorbeelden van situaties waarbij leden van het verzet plunderingen (proberen te) voorkomen. Behalve het kaal scheren van vrouwen voor hun seksuele betrekkingen met leden van de Duitse bezettingsmacht, blijven de acties vanuit de bevolking beperkt tot 4 en 5 september 1944. De dag van de bevrijding en daags nadien. Weer worden geviseerd wie het meest zichtbaar collaboreerde. Detailhandelaars en cafébazen zijn eerder het mikpunt dan collaborerende industriëlen, financiers of groothandelaars. Wanneer vanaf april 1945 Antwerpenaren uit de Duitse concentratiekampen terugkeren en men verneemt – het gewichtsverlies bij de teruggekeerden! – hoe het eraan toeging, komt een tweede golf van collectieve verontwaardiging. Maar collectieve acties tegen de collaborateurs blijven uit.

Bij vrouwen waarvan bekend is dat ze seksuele betrekkingen hadden met de nazi’s worden de haren kort geknipt. Soms krijgen de vrouwen ook nog een Hitlersnorretje en/of een swastika op het gezicht geschilderd (foto © Stadsarchief Antwerpen).

Antoon Vrints wil met zijn boek “geen uitspraken doen of het bevrijdingsgeweld ‘juist’ dan wel ‘gerechtvaardigd’ was, maar juist voorbijgaan aan zulke moraliserende invullingen die een goed begrip van die woelige dagen veel te lang verhinderd hebben”. De bevrijding was geen “feest van de haat” zoals in ’t Pallieterke-kringen enzomeer wordt gezegd, maar een ontlading dat men kon terugkeren naar de normale omgang in de samenleving. Vandaar het uitstoten van wie die gemeenschappelijk normen en waarden met de voeten heeft getreden.

Er is maar één minpuntje aan het boek. De academische achtergrond van de auteur sijpelt iets teveel door. Woorden als “charivaresk” of “charivari”, “ostracisme”, “in effigie” en “manicheïstisch” worden niet vaak gebruikt, maar had een eindredacteur beter vermeden of verduidelijkt. Maar De afrekening is een driedubbel goed boek: het brengt de volkswoede bij de bevrijding in beeld: waarom, wie moet het ontgelden, hoe en hoelang…? Het boek brengt ook in beeld hoe gelijkaardig gereageerd werd bij de afloop van de Eerste Wereldoorlog en hoe de bevolking zich verzette tegen de Duitsers en de collaborateurs, los van de acties van de Gewapende Weerstand. Daarom een driedubbele proficiat!

Antoon Vrints, De afrekening. Geweld tegen collaborateurs in Antwerpen. 1918 en 1944-1945, Ertsberg, 333 blzn., 32,50 euro.

De hakenkruisvlag wordt op 4 september 1944 over de grond gesleept, wappert niet langer aan gebouwen tot en met de kathedraal (foto © Stadsarchief Antwerpen).