De film Eriksson toont vele beelden over Vlaanderens beruchtste extreemrechtse privémilitie die geleid werd door Bert Eriksson (vooraan links op de foto hierboven © Archief AFF), geeft een inkijk in het door Bert Eriksson opengehouden café Odal (kleine foto hierboven © Archief AFF; in het café herkennen we Gust Moors, een van de eerste personeelsleden van het Vlaams Blok), maakt duidelijk in welke verschillende werelden vader Bert en zoon Karl leven (Karl discipline bijspijkeren bij het Vlaams Nationaal Jeugdverbond (VNJ) helpt niet, integendeel), waarna Karl de wijde wereld intrekt (lid wordt van de punkgroep avant la lettre Plastik Bags maar ook naar New Orleans en zijn Mardi Gras-sfeer trekt) en later nog andere muzikale paden betreedt. Karl Eriksson werd naar aanleiding van de film bevraagd door een paar kranten, en vooral het interview in Gazet van Antwerpen geeft een ontluisterend beeld over Bert Eriksson.
In 1950 werd een eerste Vlaamse Militanten Orde (VMO) opgericht door Bob Maes, bij zijn negentigste verjaardag gefêteerd door Vlaams minister Ben Weyts en toenmalig staatssecretaris Theo Francken én benoemd tot erelid van de N-VA-afdeling Zaventem. De VMO komt in opspraak als enkele van haar leden in de nacht van 12 september 1970 een plakploeg van het FDF in Laken aanvallen en FDF’er Jacques Georgin na overbrenging naar een ziekenhuis overlijdt. Op 12 juni 1971 ontbindt Bob Maes de VMO naar aanleiding van rechtszaken en hoge boetes voor het bijvoorbeeld met teer besmeuren van Franstalige opschriften aan de kust. Enkele VMO’ers zijn het daar niet mee eens en richten de tweede VMO op. De VMO van Bob Maes noemde zich vanaf 1967 Vlaamse Militanten Organisatie; Bert Eriksson maakt er terug Vlaamse Militanten Orde van, naar het voorbeeld van de Dinaso Militanten Orde. Zelf was Bert Eriksson in 1943 lid van de Hitlerjugend.
Tot de meest spraakmakende acties van de tweede VMO behoren het van Oostenrijk naar Vlaanderen overbrengen van de overblijfselen van priester-collaborateur Cyriel Verschaeve (te zien in de film Eriksson). Ook de overblijfselen van VNV-leider Staf De Clercq en NSB-leider Anton Mussert worden door een VMO-commando herbegraven. Op 4 mei 1981 wordt de VMO van Bert Eriksson veroordeeld als privémilitie wegens geweldplegingen, ontvoeringen, illegale samenkomsten, wapenbezit, aanslagen en vandalisme. In 1983 wordt dit vonnis in hoger beroep bevestigd. Tussendoor organiseert de VMO op 4 december 1982 nog een betoging in Antwerpen waarbij het tot een gewelddadige confrontatie komt met het Anti-Fascistisch Front (AFF). Bert Eriksson moet voor de veroordeling van de VMO een jaar de cel in. Op 6 januari 1986 kan hij de gevangenis verlaten. Bert Eriksson overlijdt in 2005. Kleinzoon Sven Eriksson publiceert in 2007 een boek over zijn grootvader, met als titel Vlaanderen, mijn land. Zoon Karl zegt in de film Eriksson anders dat zijn vader als zoon van een Fins/Zweedse vader en een Nederlandse moeder niets te maken had met Vlaanderen, en Bert Eriksson tegenover zijn kinderen voortdurend zei: “Wij zijn Vikings”.

Vóór Bert Eriksson cafébaas werd, was hij een caféloper. Karls moeder moest haar man regelmatig uit het café halen en hopen dat hij zijn preezakske er niet volledig had doorgejaagd. “We hadden dikwijls amper eten”, getuigt zoon Karl. “We”, dat zijn naast de ouders twee zonen en drie dochters. Bert Eriksson schrijft zijn zonen in bij het VNJ waarvan het lokaal in de Mercatorstraat ligt, in het midden van de Joodse wijk in Antwerpen. Voor zijn zonen vertrekken, waarschuwt Bert Eriksson hen voor de Joden. “Die eten u op”, zegt hij. Karl Eriksson: “Ik was 7 jaar, wist niet eens wat een Jood was. Doodsbang was ik. Elke keer dat we een Jood zagen aankomen, dook ik een portiek in. Ongelooflijk hoe volwassenen hun kinderen zoiets durven aan te doen.” Na zijn jaar gevangenisstraf verhuist Bert Eriksson naar Zeeland, al komt hij af en toe nog naar Vlaanderen zoals – niet vermeld in de film – voor deelname aan een ‘congres’ van het neonazistische Bloed Bodem Eer Trouw (BBET) van Tomas Boutens op 20 april (de geboortedatum van Hitler) 2004 in Waasmunster.
Volgens Karl Eriksson vroeg zijn vader zich op het einde van zijn leven af of hij wel de juiste keuzes had gemaakt. “Hij zwoer niet af wat hij had gedaan, maar hij twijfelde of hij wel juist had gehandeld.” Karls broer, een gepensioneerde paracommando die het gedachtegoed van zijn vader wél volgde, gelooft dat niet. “Ik denk niet dat mijn broer na deze film nog met mij wil spreken”, zegt Karl. “Na de podcast (die eerder gemaakt werd over het leven van Karl Eriksson, AS) vond hij al dat ik onze vader zwart maakte.” Karl antwoordde: “Dat moet ik niet doen. Hij is al zwart genoeg van zijn eigen.”
De moeder van Bert Eriksson was beschaamd over haar zoon; de vader van Bert Eriksson was lid van de Kommunistische Partij. Karl Eriksson: “Mijn vader stond in het café altijd te oreren tegen zijn VMO-maten over de zoon van de overburen. Die was lid van Amada (nu: PVDA, AS) en hing ter provocatie soms een rode vlag buiten. Vader riep: ‘Als er ooit een van die communisten binnenkomt, gaat die wat meemaken.’ Ik zei: ‘Maar allez, uw eigen vader was een communist.’ Hij ontplofte, niet normaal. Dat ik hem zo te kijken had gezet voor zijn strijdmakkers. En dat was niet het enige rare. Een van de zussen van mijn vader zou het kind geweest zijn van een affaire van mijn bomma met een Joodse postbode. Dat mocht niet luidop gezegd worden. Een deel van de familie van Iris (Karls vriendin, AS) is in Auschwitz vermoord. Dat is heel confronterend als je zelf uit een familie van holocaustontkenners komt.”
De film Eriksson is te zien in Antwerpen, Gent, Leuven en elders.

