Morgen, woensdag 24 november 2021, is het dertig jaar geleden dat het Vlaams Blok bij de parlementsverkiezingen op 24 november 1991 met 10,3 % van de stemmen in Vlaanderen haar politieke doorbraak kon vieren. Een dag die de geschiedenis inging als een ‘Zwarte Zondag’. Van 1978 tot 1985 geraakt het Vlaams Blok niet verder dan één verkozene bij de parlementsverkiezingen: Karel Dillen in Antwerpen. In 1978, 1981 en 1985 is hij telkens de enige Vlaams Blok-verkozene. In 1987 wordt Dillen in de Kamer van Volksvertegenwoordigers opgevolgd door Gerolf Annemans. Later dat jaar krijgt Annemans bij nieuwe parlementsverkiezingen in de Kamer van Volksvertegenwoordigers het gezelschap van Filip Dewinter; Karel Dillen wordt senator. Het begrip ‘Zwarte Zondag’ duikt voor het eerst op, op de voorpagina van De Morgen, als blijkt dat bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1988 in de stad Antwerpen het Vlaams Blok 17,7 % van de stemmen behaalt, en er van 2 naar 10 gemeenteraadsleden gaat. Voor het eerst worden ook elders in de provincie Antwerpen gemeenteraadszetels bezet door het Vlaams Blok: in Lier (1), Brasschaat, Edegem, Mortsel en Schoten (telkens 2) en in Mechelen (3). Ook in Oost-Vlaanderen worden gemeenteraadszetels binnengehaald: in Lokeren en Sint-Niklaas (telkens 1) en in Gent (2). In 1989 wordt Karel Dillen verkozen als Europees Parlementslid. Wim Verreycken volgt Karel Dillen op in de Senaat. Op 24 november 1991 behaalt het Vlaams Blok 10,3 % van de stemmen in Vlaanderen, wat haar12 verkozenen in de Kamer van Volksvertegenwoordigers en 6 in de Senaat oplevert.
Met uitzondering van West-Vlaanderen zijn er Vlaams Blok-parlementsleden verkozen in alle Vlaamse provincies. Paul Goossens neemt ontslag als hoofdredacteur van De Morgen omwille van die verkiezingsuitslag. Zijn opvolger als hoofdredacteur, Piet Piryns, verzamelt een aantal individuele bedenkingen van journalisten en opiniemakers in Zwarte Zondag. Beschouwingen over de democratie in België (uitg. Dedalus). Een tweede boekje, 24 november 1991. De betekenis van een verkiezingsuitslag (uitg. Kritak, foto links hierboven © RV), is het resultaat van een vraag van huidig minister voor Volksgezondheid Frank Vandenbroucke, toen voorzitter van de Socialistische Partij (SP).
Vandenbroucke vroeg vijf academici en vijf mensen uit de politieke praktijk om samen te analyseren vanwaar het verkiezingssucces van het Vlaams Blok komt en wat er tegen te doen is. De groep praat hiervoor ook met mensen uit andere politieke families dan de socialistische. Het zijn de academici Kris Deschouwer, Mark Elchardus, Helmut Gaus, Luc Huyse en Marc Swyngedouw, en de socialistische militanten Johan Bijttebier, Paul Butenaerts, Dirk Houttekier, Ann Neels en Thierry Vanderkindere. Hieronder vatten we hun 65 bladzijden bevindingen en suggesties samen, en geven we nog bijkomende duiding. Morgen laten we één van de leden van de toenmalige denktank reflecteren dertig jaar later.

Minstens bij het schrijven van hun rapport kon de commissie-Huyse, zoals ze in de wandelgangen werd genoemd, enkel de uitwendige stemverschuivingen waarnemen. Hoeveel stemmen wint de ene partij, en hoeveel stemmen verliest een andere partij? De interne stemverschuivingen – een partij kan globaal eenzelfde aantal stemmen behalen als eerder, maar daarbij stemmen verliezen aan partij X en stemmen winnen van partij Y – waren toen niet bekend. Vlaams Blok en ROSSEM (partijtje rond econoom en naar later bleek oplichter Jean-Pierre Van Rossem) waren de grote winnaars. Het Vlaams Blok gaat voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers vooruit van afgerond 118.000 stemmen in 1987 naar 405.000 stemmen in 1991 (+ 287.000). ROSSEM behaalt in één klap 198.000 stemmen. CVP (nu: CD&V), SP (nu: Vooruit) maar vooral de Volksunie (waaruit later de N-VA ontstaat) verliezen stemmen; de PVV (nu: Open VLD) en Agalev (nu: Groen) gaan licht vooruit. Stemde de kiezer uit protest voor de grootste winnaars bij deze verkiezingen, of omdat men het eens is met het programma, of speelden beide elementen?
Bij gebrek aan bevraging bij het verlaten van de stemlokalen moet de commissie-Huyse het doen met wat ze later opvangt. Er kunnen vele redenen zijn voor proteststemmen. De ondoorzichtigheid van het politiek bedrijf, het grensoverschrijdend karakter van vele problemen (economische recessie, migratie…), de tergende traagheid waarmee zaken aangepakt worden, het uiteenlopen van wat de bevolking als belangrijk ervaart en waar politici prioriteit aangeven…
Waarom uitgerekend Vlaams Blok stemmen? Waarschijnlijk zijn in de eerste plaats hun standpunt over de migranten, en in de tweede plaats over veiligheid en orde, de voornaamste redenen om voor die partij te stemmen. Dat vindt een vruchtbare bodem in wijken zoals de Seefhoek, in het noorden van Antwerpen, waar de economische activiteit en werkgelegenheid achteruit is gegaan door het verplaatsen van de havenactiviteiten. De middenstand ondervindt daarvan de terugslag, welvarender arbeidersgezinnen verhuizen naar de groene rand en hun woningen worden ingenomen door kansarmen en migranten. De subjectieve ervaring van achteruitgang kan sterker doorwegen dan de objectieve verandering, en dan gebeurt het dat men zijn ongenoegen afwentelt op de migranten-nieuwkomers. De iets beter gesitueerde Vlamingen lijden (ook) onder het neoliberaal versoberingsbeleid, en bij de nog beter gesitueerden kan het gaan om extreem etnocentrisme tot plat racisme (de commissie-Huyse hoedt zich te spreken over etnocentrisme en racisme bij de lager gesitueerden). Er is ook de tactiek van het Vlaams Blok: zich verankeren in het verenigingsleven in probleemwijken en respectabiliteit proberen te verwerven door verkozenen die in maatpak deelnemen aan ernstige debatten.

Het voornaamste voor een evaluatie dertig jaar later: wat werd door de commissie-Huyse aanbevolen? Eerst somt ze acht afraders op. 1. Het minimaliseren van wat op 24 november 1991 zichtbaar is geworden: de winst van bijna een half miljoen stemmen voor Vlaams Blok en ROSSEM, en evenveel andere kiesgerechtigden die niet zijn gaan stemmen. 2. Paniekbeleid, met onder andere de aanbeveling: “In dat licht moet men de afschaffing van de kiesplicht verwerpen.” 3. Minder staat? Omdat de staat als onmachtig wordt ervaren, moet men die niet afschaffen maar versterken om bijvoorbeeld problemen als migratie en milieu aan te pakken. 4. De blaam alleen op de Vlaams Blok-kiezers leggen. De kiezer heeft misschien niet altijd gelijk, maar heeft wél recht op een ernstig debat.
Ook af te raden: 5. De uitdaging herleiden tot het vinden van oplossingen voor het migrantenvraagstuk. Problemen die achter het migrantenvraagstuk schuilgaan of er helemaal niets mee te maken hebben, worden dan verwaarloosd. 6. Maar ook niet het migrantenvraagstuk onderschatten. Men mag het ‘fort Europa’ nog zo sterk uitbouwen, zolang het een eiland van welvaart is in een oceaan van armoede zullen Oost en Zuid naar ons emigreren. 7. Deze crisis alleen op de agenda van de politieke partijen inschrijven. Er is ook een taak voor de vakbonden, de sociaal-culturele organisaties, het onderwijs en de media. 8. Overmatig geloof in politieke marketing. Partijen die doen alsof ze op een markt zitten, worden alsmaar banger voor de grillen van de kiezer-koper. Het alternatief is het herstellen van een ideologische band met de kiezer.
De commissie-Huyse heeft vervolgens zeven aanraders. 1. De strijd tegen de verwaarlozing. Strijd tegen de kansarmoede, investeren in sociale huisvesting, scheppen van werkgelegenheid, wijkherwaardering, het herstellen van de veiligheid zodat straten en pleinen letterlijk opnieuw openbaar domein worden… Het vergt investeringen, en dat is moeilijk in budgettair slechte tijden, maar het moet. Vandaar de noodzaak nieuwe inkomsten te vinden. En er moeten op korte termijn zichtbare resultaten zijn. 2. Het contact van de overheid en de politici met de inwoners van probleemwijken moet hersteld worden. 3. Solidariteit houdt in: de zorg van de overheid voor het individu, maar ook de bereidheid van het individu om eraan mee te werken. Partijen, vakbonden, het onderwijs en sociaal-culturele verenigingen mogen dit laatste meer benadrukken.
4. Er is behoefte aan een nieuwe democratiseringssprong. Voor men het beseft zullen niet langer de communautaire of sociaal-economische tegenstellingen de bevolking verdelen, maar zal de democratie zelf de inzet zijn van een hevige strijd. 5. Er bestaat niet iets als hét migrantenvraagstuk. Gent is op dat vlak anders dan Genk. De situatie in Antwerpen is anders dan in Brussel. De dringendste opgave is het verbeteren van de communicatie tussen de vreemdelingen en de Belgen die het moeilijk hebben. Discriminatie moet aangepakt worden. Een instrumentarium zoals de Franse PS aan haar militanten bezorgde, is handig. Zowel om foute oordelen over migranten weg te nemen, als om extreemrechts te ontmaskeren (hun aanvallen op de vakbondsvrijheid, de zorg voor de zwakken…).

6. Politieke partijen moeten met de burgers praten. Het stokken van dat gesprek ligt mee aan de basis van de problemen die zich op 24 november 1991 hebben gemanifesteerd. Media moeten op een professionele manier omgaan met partijen als Vlaams Blok en ROSSEM. 7. Met verkiezingen voor het Europees Parlement, de Vlaamse Raad (de voorloper van het Vlaams Parlement) en de gemeenteraden is 1994 een cruciaal jaar om het tij te doen keren.
Het loopt evenwel anders dan verhoopt. Bij de Europese Verkiezingen in 1994 haalt het Vlaams Blok afgerond 465.000 stemmen (+ 60.000 stemmen ten overstaan van 1991) en kan het in het Europees Parlement niet één maar twee zitjes veroveren (voor Karel Dillen en Frank Vanhecke). De partij ROSSEM is dan al een jaar opgedoekt, ten onder gegaan aan interne meningsverschillen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1994 worden 204 gemeenteraadszetels verspreid over 86 gemeenten veroverd, tegen 23 gemeenteraadsleden in 10 gemeenten in 1988. De verkiezingen voor het Vlaams Parlement worden niet in 1994 maar in 1995 gehouden, samen met de verkiezingen voor Kamer en Senaat. Voor het Vlaams parlement behaalt het Vlaams Blok 12,3 % van de stemmen, voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers 13,1 %. Het stemmenaantal is voor de Kamer gestegen tot 476.000 (+ 71.000 ten overstaan van 1991). Het Vlaams Blok, vanaf 14 november 2004 Vlaams Belang, stijgt nog in populariteit tot 2004 (24,2 % bij de verkiezingen voor het Vlaams Parlement met 982.000 stemmen).
Hierna zakt het Vlaams Belang tot 5,9 % en 249.000 stemmen voor het Vlaams Parlement in 2014. Met voorzitter Tom Van Grieken klimt de partij terug uit het dal met 18,5 % en 784.000 stemmen voor het Vlaams Parlement in 2019; 19,1 % en 810.000 stemmen (+ 562.000 ten overstaan van 2014) voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Bij kiespeilingen komt het Vlaams Belang inmiddels keer na keer als grootste partij uit de bevraging, in september 2021 met 23,6 % van de kiesintenties. Waar is het misgelopen met de aanbevelingen na de ‘Zwarte Zondag’ van 24 november 1991? Morgen geeft één van de analisten van toen zijn visie.
